Goede verhalende journalistiek is iets bijzonders: die stukken blijven actueel. Jaren en jarenlang. Geloof je me niet? Lees hier mijn bewijs.
Verhalende journalistiek beschrijft een ontwikkeling of trend, en niet de waan van de dag. Dat levert verhalen op die iets zeggen over de tijdsgeest, iets over de geschiedenis waar we nu in leven. Dat die verhalen actueel blijven, wil ik je gaan bewijzen aan de hand van drie geweldige verhalen die gratis online te lezen zijn.
Alle drie de verhalen wonnen eens een Pulitzer, een prestigieuze Amerikaanse prijs die sinds 1917 wordt uitgereikt aan uitmuntende kunst, letteren en dus ook de beste journalistiek van daar jaar. (De prijs komt voort uit de wilsbeschikking van krantenmagnaat Joseph Pulitzer (1847-1911).)
We beginnen met een verhaal uit 1949 dat zo vandaag in de krant zou kunnen staan.
We beginnen met een verhaal uit 1949 dat zo vandaag in de krant zou kunnen staan.
Op 6 september 1949 gaat Howard Unruh, een veteraan uit de Tweede Wereldoorlog, de straat op in de plaats Camden met een Luger pistool. In de twaalf minuten die volgden doodde hij dertien mensen. Onder zijn slachtoffers waren drie kinderen van onder de tien. Meyer ofwel Mike Berger (1898-1959) zat die ochtend achter zijn bureau (ik stel me zo voor achter zijn typemachine) en kreeg om elf uur de opdracht om verslag te doen van de schietpartij. Hij nam de trein naar Camden, interviewde 50 mensen (!) en schreef een chronologisch verslag van de schietpartij en van de arrestatie van Howard Unruh. Hij leverde zijn stuk – ruim 3500 woorden – om negen uur ‘s avonds in, op tijd voor de eerste editie van de krant van de volgende dag.
De buurtkapper
Een fragment, voor het gemak even vertaald naar het Nederlands:
‘Unruh liep eerst de schoenreparatiewerkplaats van John Pilarchik binnen aan de noordkant van zijn eigen straat. De schoenmaker, een 27-jarige man die in Pennsauken Township woont, keek met open mond op toen Unruh hem tot op een meter naderde. De schoenlapper keek op van zijn bank, maar viel neer met een kogel in zijn maag. Een kleine jongen verstopte zich achter de toonbank en hurkte daar doodsbenauwd neer. Unruh liep de zonovergoten straat in.
“Ik heb ze eerst in de borst geschoten”, vertelde hij de officier van justitie later in detail, “en toen mikte ik op het hoofd.” Zijn doel was verwoestend – en met reden. Hij had tijdens zijn dienst de score voor scherpschutterskunst en scherpschutters behaald en had met zijn Luger op een doelwit geoefend dat in de kelder van zijn huis was opgesteld.
Unruh vertelde de officier van justitie achteraf dat hij Cohen de drogist, de buurtkapper, de buurtschoenmaker en de buurtkleermaker op het lijstje in zijn hoofd had staan van personen die ‘over hem hadden gepraat’. Hij ging methodisch te werk om ze uit te roeien. Vreemd genoeg begon hij niet met de drogist, tegen wie hij de sterkste gevoelens leek te hebben, maar bewaarde hij hem bijna voor het laatst.
Van de schoenmaker ging hij naar de kleine kleermakerswinkel op 3214 River Road. De kleermaker was weg. Helga Zegrino, 28 jaar, de vrouw van de kleermaker, was alleen. Het stel was net een maand getrouwd. Ze gilde toen Unruh binnenkwam met zijn Luger in zijn hand. Sommige mensen aan de overkant hoorden haar. Toen ging het pistool weer af en mevrouw Zegrino viel dood op de grond. Unruh liep weer het zonlicht in.’
Het bijzondere dat Berger hier doet is dat hij helemaal inzoomt (de kleine jongen hurkt achter de toonbank; buren hoorden Helga Zegrino schreeuwen) en tegelijk helemaal uitzoomt (Unruh vertelt over zijn plannen aan de officier van justitie). Je krijgt een beeld van hoe het leven er in die tijd en in dat deel van de wereld uitzag, maar ook over massaschietpartijen die zich vandaag de dag nog steeds voordoen in de VS.
Hier lees je het hele verhaal.
Volgende week volgt bewijsstuk twee: een bloedstollend verhaal uit 1988.