Je wilt je lezer gelijk bij de kladden grijpt. Maar kun je met tekst bereiken wat beeld kan doen?
Hier negen tips om je op weg te helpen.
1 – Maak voor je begint met schrijven een wandeling (of stap onder de douche of doe de afwas). Ga in je hoofd na welke scène je straks wilt schrijven. Probeer die als een film voor je te zien.
2 – Fotografen zijn wel eens geneigd om steeds nieuwe varianten op hetzelfde thema te beschrijven. Het gevolg is dat je stuk uitwaaiert maar niet verder gaat. Maak in dat geval eerst een opzet. Dat doe je door je verhaal samen te vatten in topische zinnen: dat zijn zinnen die een hele alinea samenvatten. Zorg ervoor dat iedere topische zin logischerwijze voortkomt uit de vorige. Dus uit A volgt B, uit B volgt C.
3 – Wil je je verhaal in scènes vertellen, zodat ik het met je mee kan beleven? Bedenk dat om echt een scène neer te zetten je over het algemeen zo’n 300-500 woorden nodig. (500 woorden is ongeveer één A4). Dus je zult het aantal scènes moeten beperken. Neem alleen die gebeurtenissen mee die je verhaal een andere wending geven.
4 – Zorg dat er in iedere scène een ontwikkeling plaatsvindt. De scène eindigt dus anders dan hij begon. De hoofdpersoon wil iets bereiken en slaagt daarin – of niet natuurlijk.
5 – Schrijf je verhaal chronologisch op. Spring dus niet naar een flashback of flashforward, maar houdt de volgorde van de gebeurtenissen aan. Als je iets wilt vertellen dat al eerder heeft plaatsgevonden (een flashback dus), kijk dan of je die gebeurtenis eerder kunt vertellen. Moet het per se in een flashback, beperk die dan tot maximaal twee alinea’s. Want met iedere sprong in de tijd loop je de kans de lezer te verliezen.
6 – Niets zo irritant als een schrijver die me probeert te overtuigen van zijn gelijk. Neem de zin “We zijn op een snelweg naar de klimaathel met onze voet op het gaspedaal,” van VN secretaris generaal António Guterres. Dat werkt prachtig in een speech, maar heel irritant als het in een lopend stuk staat. Want dan moet ik me er als lezer toe verhouden (vind ik dat nou ook?). Geef me dus niet je mening maar de feiten. Zeg dus niet dat de oude vrouw moeite heeft met autoriteit. Schrijf “ze fietste op 88-jarige leeftijd nog steeds door rood licht.”
7 – Wees zo specifiek en concreet mogelijk, want dan kan de lezer je het beste volgen. Liever “een witte Ford taurus” dan “een auto in de middenklasse”.
8 – En nu je zo lekker aan het schrijven bent, negeer die innerlijke stem die alles maar niets vindt. Prima input – voor een andere dag.
9 – Print je tekst uit. Je leest anders op papier. Het is alsof het papier vanzelf een afstand schept. Zo creëer je een mooie afscheiding tussen maken en bekritiseren. Dus leg het even weg en kijk er later weer naar.
Tsja, misschien was bovenstaand doel wat hoog gegrepen, maar met een beetje geluk staat er nu wel een tekst die je lezer niet meer weg kan leggen?
Beeld: Pexels