Even een gênante bekentenis.
Afgelopen september was het 35 jaar geleden dat het homomonument bij de Westerkerk werd opgericht en bij het vallen van de avond ging ik er met twee dierbare vrienden heen. Nadat ze kaarsjes hadden aangestoken, zaten we een tijdje bij het water. De één vroeg: ‘Heb jij eigenlijk mensen verloren aan de aidsepidemie?’
Dodelijk
Het bleef stil, ik wist het even niet meer. Ik zat middenin de roman The Great Believers van Rebecca Makkai, over een groep jonge gays in de jaren tachtig in Chicago. Dertiger Yale Tishman verliest de ene na de andere vriend. Ondertussen ziet hij zich geplaatst voor dezelfde keuzes, in een tijd waarin de liefde bedrijven dodelijk kan zijn. Het duurde even voordat ik besefte dat Yale een fictioneel personage was. ‘Eh nee,’ mompelde ik.
Een ander personage waarvan ik zou zweren dat het een vriend van me is, is Akita uit de Netflix-serie Shitsel. Akita leeft in een orthodox-Joods milieu en is een getalenteerd kunstenaar. Hij moet manoeuvreren tussen de verwachtingen van zijn orthodoxe vader en zijn verlangen om zijn talent te ontplooien. En dat valt niet mee, want zijn vader haalt de nodige streken uit om zijn zin te krijgen. Als kijker kun je alleen maar denken, kom op Akita.
Slecht
Nog een favoriet is Jane Eyre van het gelijknamige boek van Charlotte Brontë. Als wees groeit ze op bij haar tante, en ziet dat haar tante haar anders behandelt dan haar eigen kinderen. Jane is er het kind niet naar om daarover te zwijgen. Als ze haar tante confronteert wordt ze uiteraard uitgemaakt voor lelijk, lastig en verdoemd. Jane is geen slecht mens, ze is iemand die leeft naar haar eigen principes.
Allemaal personages die de wind tegen hebben en proberen om overeind te blijven. Die varen op hun eigen morele kompas, uit de bocht vliegen, fouten maken, maar die iets willen wat ik in hun plaats ook zou willen. En die in al die tegenstrijdigheden moreel overeind blijven. Ideale hoofdpersonen dus.
Want de ideale hoofdpersoon is iemand die interessant genoeg is om een heel verhaal te dragen. Maar dat is soms makkelijker gezegd dan gevonden. Want hoe doe je dat in non-fictie? Ik zie vaak ideeën voorbij komen voor projecten over een onbekende held die een halve eeuw geleden of langer, ergens in Nederland, iets heeft bereikt, of aan het begin stond van een belangrijke ontwikkeling. Vaak zijn dat verder redelijk kleurloze types. En dan denk ik: kan deze onbekende me straks een boek of project lang boeien?
Wiens verhaal is het
Wat maakt iemand hèt personage voor het project waar je aan werkt?
Belangrijk – en hier gaat het vaak al mis – is dat je toegang hebt tot je hoofdpersoon. Dat je hem/haar/hen kunt interviewen, dagboekaantekeningen kunt lezen, of hoe dan ook. Omdat je er anders nooit echt achter komt wat iemand motiveert (of gemotiveerd heeft).
Maar de lastigste vraag is vaak nog wel: wiens verhaal is het dat je wilt vertellen? Welk van je personages heeft invloed op hoe het verhaal afloopt? Je hoofdpersoon moet de hele ontwikkeling meegaan en niet bijvoorbeeld halverwege het verhaal overlijden, want dat is reuze onpraktisch. Het is ook fijn als het een handelend karakter is. Zo iemand die het hele verhaal lang maar zwijgend langs de zijlijn staat, die is lastig om interessant te maken. Een held is iemand die ingrijpt – met, net als in het echte leven, wisselend succes.